Vlinder 2

Er was eens een vlinder die leefde in een donker en dreigend bos. De vlinder was niet zoals andere vlinders, want hij haatte het om vrij te vliegen. In plaats daarvan droomde hij ervan om een rups te zijn, want dan zou hij altijd op de grond kunnen blijven en nooit meer hoeven vliegen.

Op een dag zag de vlinder een mooie bloem in het bos, en hij vloog ernaartoe om aan de nectar te drinken. Maar terwijl hij aan het drinken was, viel hij opeens op de grond. Hij keek naar zijn vleugels en zag dat ze helemaal verstijfd waren. Hij was gewoon een rups geworden!

De vlinder was blij om te zien dat zijn droom was uitgekomen en hij begon te kruipen naar de bloemen om nectar te zoeken. Maar op een dag kwam hij een oude vlinder tegen die in een boom zat. De oude vlinder vroeg wat er aan de hand was, want hij zag hoe blij de rups was om een rups te zijn.

De rups vertelde de oude vlinder dat hij altijd al een rups had willen zijn, want dan hoefde hij nooit meer te vliegen. De oude vlinder keek de rups verbaasd aan en zei: “Maar vlinders zijn bedoeld om vrij te vliegen, het is hun natuur. Als je een rups blijft, zul je nooit de vrijheid kennen die vlinders hebben.”

De rups luisterde niet naar de oude vlinder en bleef weigeren om weer een vlinder te worden. In plaats daarvan bleef hij kruipen en nectar drinken. Maar op een dag vond hij een cocon en hij besloot om daarin te gaan liggen.

Toen de rups uit de cocon kwam, was hij niet meer de vrolijke rups die hij ooit was geweest. Hij was nu een sinister en kwaadaardig wezen, met scherpe tanden en een honger naar bloed. Hij vloog rond en at alle vlinders op die hij tegenkwam, want hij haatte vlinders en wilde dat er geen enkele meer zou zijn behalve hijzelf.

En zo werd de vlinder die ooit een rups was geworden, nu een monster dat het bos terroriseerde. Maar toch bleef hij altijd jaloers op de vlinders die vrij rondvlogen, want hij wist dat hij nooit meer de vrijheid zou kennen die hij ooit had opgegeven.