THE GREAT OUTDOORS Richard Sleeuwenhoek

The Great Outdoors

Richard Sleeuwenhoek

19 April t/m 24 Mei – 2003

Hoewel Richard Sleeuwenhoek affiniteit voelt met de minimale tendensen in de hedendaagse kunst, getuigt zijn werk eerder van een klassieke schilderkunstige complexiteit. Verschillende van de ‘minimal art’ is de wil zichzelf in te schrijven in het eigen werk.
Het uitgangspunt is eenvoudig en vertrekt vanuit de tent en het kamperen.
De functionaliteit is de tentvormen ontnomen en is tot een puur plastische taal gebracht.
Schilderkunstig betekent hier echter niet langer dat de verfkwast gehanteerd wordt. Zoals de kubisten de potentiële zeggingskracht van materialen vreemd aan de schilderkunst zagen, wordt hier op gelijkaardige wijze een eigen grammatica opgebouwd.
De flirt met het reële object en de oorspronkelijke functie van de tent blijft in het vroege werk nog gesuggereerd, maar wordt dan verder uitgepuurd tot essentiële elementen van het medium schilderkunst: lijn, kleur, vlak, transparantie, gelaagdheid, textuur, compositorische leegte, relatie tot de drager, het tonen van de interne structuur.

 

Richard Sleeuwenhoek schildert met tenten

De grootste valstrik voor zowel de moderne kunstenaar als de moderne kunstbezoeker is de herkenbaarheid van materiaal en/of afbeelding gelijk te schakelen met de intrinsieke betekenis en de associaties die in eerste instantie daarmee opgeroepen worden. zo zal het ook zijn bij de eerste confrontatie met de schilderijen van Richard Sleeuwenhoek.

Sleeuwenhoek gebruikt verknipte tenten en componeert die tot schilderijen. Zijn het dan collages? Neen. Onmiskenbaar is her een schilder aan het werk die evenwel verf en kwast terzijde heeft gelegd maar (vooralsnog) geen behoefte heeft om aan de doorgaans rechthoekige vorm van het schilderij te tornen. Lijst dan wel de vorm daarvan lijken ook nauwelijks het echte onderwerp van schilderen te kunnen zijn alhoewel de meningen daarover nog wel eens verschillen.

Het is niet interessant om te weten hoe een kunstenaar tot een bepaalde beslissing komt. Het werk dient een vanzelfsprekendheid te hebben waarbij hooguit twee vragen zich voordoen: wat gebeurt hier allemaal en waar gaat het naartoe.

de verleiding is groot om bij Sleeuwenhoek te zeggen dat hij tweedehands tenten verknip tot stukken schilderij en die vervolgens aan elkaar bevestigt en zo, zonder gebruik van kwast etc., tot een nieuwe vorm van schilderen geraakt. dat is zeker waar. Maar er is meer. Het gebruik van tweedehands doek maakt de kleuren wat smoezelig, hier en daar zie je een veeg van achtergebleven vuil en de kijker hoeft niet eens een (regelmatig) kampeerder te zijn om vast te stellen dat hier tentdoek (en aanverwante elementen zoals transparant plastic, rubberen ringen etc.) is ingezet om tot een nieuwe vorm van schilderen te komen. Dit overduidelijke gebruikte aanzicht maa het werk tastbaar en dat blijkt een hele belangrijke dimensie aan het werk van Sleeuwenhoek toe te voegen.

In de werken waarin allerlei tentelementen aanwezig zijn is de verleiding groot om de afbeelding naar het materiaal toe te denken. transparante stukken plastic, ritsen, zelfs het nadrukkelijk langs de onderkant van een schilderij aanwezige grondzeil suggereren dat hiet gepoogd wordt de tent te abstraheren. wat in dit vroegere werk van Sleeuwenhoek gebeurt is precies datgene waarover in de aanhef al een waarschuwend geluid opklonk. zowel kunstenaar als kijker is behept met de neiging te snel een conclusie te trekken aan de hand van het gekende. Waar de kunstenaar een eerste stap zet in een schilderprocedé, komt de kijker niet verder dan de beoordeling van het resultaat. Het lijkt op tent maar beweegt zich in rap tempo daar vanaf. de werken met ritsen, gevarieerde kleurvlakken, rubberen ringen etc. wekken meteen een herinnering aan kamperen, een woeste nacht in het bos, avontuurlijke trektochten. Als gezegd is dat het soort associaties waar het bij kan blijven. de tastbaarheid van het werk van Sleeuwenhoek veroorzaakt hier meer: het is een uitnodiging om niet alleen het doek aan te raken maar zelfs om het doek binnen te stappen, zoals men een tent binnenstapt of meer nog met en vanuit de tent de onbekende wijde wereld instapt. de indruk is gewekt dat achter deze schilderijen die zo duidelijk appelleren aan (het verblijf in) de buitenwereld een ongekende wereld schuilgaat waar je het liefst fysiek via het schilderij en dus in de muur waar het aan hangt, in zou willen stappen. Helaas is dat niet mogelijk maar daarmee heeft Sleeuwenhoek wel een onverwachte laag in zijn werk neergelegd die tot de verbeelding spreekt en die verbeelding vervolgens een eigen leven laat leiden.

In de later, zogenaamd meer ‘abstracte’ werken zet die verbeelding zich voort. Maar nu moet de kijker het zonder de tent als (vermeende) herkenbare vorm doen. de betere kunstenaar is de kijker altijd minstens een stap voor en de belangrijkste vraag is: waar gaat dit naar toe. De hedendaagse kunstenaar die deze belangrijke vraag in het denken van de kijker weet op te roepen, heeft niet alleen veel bereikt, hij heeft de kijker deelgenoot gemaakt van het proces. Het werk is vanzelfsprekend en draagt de belofte van verdere ontwikkeling in zich. In welke richting is voor de kijker nog niet te zeggen, en voor de kunstenaar wellicht ook niet. het klinkt bijna flauw maar Sleeuwenhoek heeft ons schilderijen van tentdoek gegeven om als nomaden achter hem aan te reizen. Zo hou ik wel van kamperen; als ik maar telkens verder kan trekken. en vergeef mij dat ik me toch niet kan onttrekken aan het misbruik maken van de metaforen die zo voor de hand liggen als het gaat over tenten.

Klaas Koetje, Groningen

(n.a.v. The Great Outdoors, 19-4 t/m 24-5-2003 Sign te Groningen)