Reading the Drawing
Reading the Drawing – Narrative in Contemporary Art and Comics
16 december 2006 t/m 14 januari 2007
In samenwerking met onafhankelijke curatoren Tsjalling Venema (Amsterdam’76) en Lennard Dost (Groningen ’76) presenteert SIGN onder de titel ‘Reading the Drawing – Narrative in Contemporary Art and Comics een groepsexpositie met (internationale) kunstenaars en stripmakers wiens werk zich bevindt op het snijvlak tussen strip en kunst.
De rode draad wordt gevormd door een combinatie van schetsmatige stijl en een zekere narrativiteit (een samenhang binnen een verloop van handelingen en gebeurtenissen). Met Reading the Drawing – Narrative in Contemporary Art and Comics gaat SIGN op zoek naar het moment dat kijken lezen wordt en lezen overgaat in kijken. Het is juist de schemerzone die zo intrigeert.
Met deze expositie signaleren de tentoonstellingsmakers dat ‘tekenen’ bezig is aan een opmerkelijke opmars binnen de hedendaagse kunstpraktijk (zoals ook blijkt uit exposities als Drastic Drawing en Into Drawing: Contemporary Dutch Drawings). Een jonge generatie lijkt steeds vaker terug te grijpen naar klassieke kunstvormen. Dat gegeven wordt binnen de expositie verbonden met de achtergrond van de twee curatoren als freelance strip – en kunstrecensent en de positie van Groningen als kunst – en stripstad bij uitstek. Eigen context, geografische context, en kunsthistorische context smelten op die manier samen tot een intrigerend geheel.
Interessant bij het werk in deze expositie is de vraag of in dit geval nog een onderscheid kan worden gemaakt tussen de disciplines beeldende kunst en strip. Gaat die tweedeling nog op nu de genres elkaar zo dicht naderen?
Moeten kunstenaars nog worden beoordeeld op grond van specifieke kunstcriteria en stripmakers op grond van stripcriteria? Het niet weten welke instrumenten je bij de interpretatie dient te gebruiken, vanuit welke hoek je het beeld moet benaderen laat de toeschouwer in een zekere staat van (plezierige) verwarring achter.
Antistrot
, Pedro Bakker (De Koefilosoof)
, Frédèric Coché (BE)
, B.C. Epker
, Dominique Goblet (BE),
Johan Gustavsson (ZWE)
, HarmaHeikens,
Lesanka Honigh,
Chiaki Kamikawa(JPN),
Oskar Nilsson (ZWE),
Jonas Ohlsson (ZWE),
Sam Peeters (stripcollectief Lamelos),
Martine Rademakers
, Witte Wartena,
Ytje
met dank aan gemeente Groningen en Je Maintiendrai fonds en Roode- of Burgerweeshuis
Reading the Drawing – Narrative in Contemporary art and Comics
(zaaltekst)
Beeldende kunst bekijk je en strips lees je. Dat lijkt een waarheid als een koe, maar wie de tentoonstelling Reading the Drawing – Narrative in Contemporary Art and Comics heeft bezocht, zal dat niet zo stellig meer beweren. De kunstenaars en stripmakers in deze groepsexpositie tonen juist aan dat de grens tussen kunst en strips steeds verder aan het vervagen is. Kunstenaars blijken hun werk in boekjes als strips te presenteren en striptekenaars hangen doeken aan de wand die verdacht veel op ‘normale’ schilderijen lijken.
Kunstmagazine Kunstbeeld signaleerde in juli 2004 al dat tekenen, hoewel noot helemaal weg geweest, de laatste jaren weer sterk in opkomst is. Het levende bewijs daarvoor vormen exposities als Drastic Drawing en Into Drawing: Contemporary Dutch Drawings. Die nieuwe tekenkunst gaat gepaard met thema’s als seks, impressies uit de hedendaagse populaire cultuur, maar ook uit de geschiedenis en de eigen leefomgeving.
Op hun beurt zijn stripmakers sinds de jaren 70 steeds meer gebruik gaan maken van stijlelementen uit de moderne kunst. Langzaam maar zeker stappen ze af van de traditionele vertelvorm. zo kun je in sommige van de boeken van de Belgische groep Fremok slechts met grote moeite nog een verhaallijn ontdekken. Ook bij de kunstenaars en stripmakers die meedoen aan Reading the Drawing heeft de kijker het regelmatig lastig.
Bij de schilderijen en tekeningen van Antistrot begin je bijvoorbeeld onwillekeurig met het lezen van de tekstballonnetjes. Vrij snel raak je verstrikt in je poging om een verhaallijn te ontdekken. Het zijn juist die tekstballonnen die je op het verkeerde been zetten. De tekeningen en schilderijen van Antistrot zijn rauw en zitten vol met geweld, seks en allerlei elementen uit de hedendaagse beeldcultuur. De donkere onderlaag die in onze dagelijkse realiteit zorgvuldig is weggestopt, wordt door Antistrot genadeloos blootgelegd. Niets is veilig als de mannen eenmaal aan het ‘tekenen’ slaan.
De mooie, steriele tekeningen van Johan Gustavssson (Zweden) intrigeren juist door hun dromerige, naïeve uitstraling, wat weer in schril contrast staat met het controversiële, soms bijna banale werk van landgenoot Jonas Ohlsson (Zweden).
Zo op het eerste gezicht lijken de lieve sprookjesfiguren van Chiaki Kamikawa (Japan) weer van een heel andere orde. toch bezitten ook haar tekeningen een duistere onderlaag, een onderlaag die in de prachtige pentekeningen van Oskar Nilsson (Zweden) juist de boventoon voert.
In de meer grafische tekeningen van Ytje is het de herhaling van figuren en het verborgen gebruik van kaders die de associatie met strips oproept en die de lezer aanzet tot het ‘kijklezen’ van het verhaal. Pedro Bakker voert het concept ‘stripverhaal’ erg ver door in zijn strip in etsvorm genaamd Der Kuh Kandinsky. Die figuratieve etsen staan lijnrecht tegenover de etsen die Frédèric Coché (België) maakte voor zijn stripboek Vie et Mort du héros Triomphante, waarbij de tekeningen los ook prachtig zijn en het verhaal slechts met veel moeite te begrijpen is. Intrigerend zijn ook de fantasielandschappen die B.C. Epker schetst. Als een ware regisseur plaatst hij historische personages in een door hem uitgekozen decor. Fantasie en realiteit gaan bij de virtuoze tekenaar Epker hand in hand.
In het werk van Sam Peeters is te zien dat van een schets met de toevoeging van één regel tekst een cartoon te maken is. Dominique Goblet (België) en Witte Wartena tonen dat strips ook als tekening of doek werken, terwijl Lesanka Honigh uitblinkt in tekeningen die net geen tekeningen zijn en schilderijen die net geen schilderijen zijn. Dat het zelfs niet hoeft te gaan om een tekening, bewijzen de driedimensionale objecten van Harma Heikens. Het is bijna alsof je om een plaatse van een strip heen loopt. Tekenfilms, maar dan zonder eenduidig verhaal worden gepresenteerd door Martine Rademakers.
Anno 2006 lijkt de strip definitief de weg naar de kunstwereld te hebben gevonden, terwijl beeldend kunstenaars niet langer blijven hangen in een klassieke, opgelegde beeldtaal. er is sprake van een kruisbestuiving, waarbij kunstenaars zich niet langer beperken tot wat academisch geoorloofd en elitair verantwoord is, en wat niet. Reading the Drawing toont een vernieuwende visie op strip en beeldende kunst. Niet langer blijkt de beeldtaal het uitgangspunt, maar het verhaal, het narratieve aspect. Uit gesprekken met de exposerende kunstenaars blijkt dat dit soort werk in het reguliere kunstcircuit nog regelmatig als lastig wordt ervaren. Reading the Drawing, in deze context letterlijk ‘het lezen van de tekening’, verplaatst de kijker en lezer naar een wereld waarin de verbeeldingskracht een grote rol speelt. een wereld waarin de kunstenaar samen met e toeschouwer het verhaal maakt.
Lennard Dost en Tsjalling Venema.
HET TRAPJE KAN WEG
door: Joost Polmann
Mutanten (NRW-Forum), Oogdwalen (De Valkhof), Strip (Outline), Eye Infection (stedelijk Museum), Drawing Now: eight propositions (Moma), Tekenen des tijds (KW14), Helder )Dordrechts Museum), Verbonden Beelden (Nieuwe Vide), Drastic Drawing (Dubbelbee), Wolfskleren (Vishal)…
Het was in het afgelopen decennium niet eenvoudig om de opkomst van de tekenkunst te negeren, noch om blind te blijven voor de toenadering van elitair en populair. Maar de trend is al eerder ingezet. In 1994 werd in het kader van de Stripdagen Haarlem de tentoonstelling Kus Kus Me Zeeman georganiseerd, waar werk was te zien van o.a. Daan van Golden, Wim T. Schippers en Paul McCarthy. In de allereerste zin van de catalogustekst werd gerept over hoge en lage kunst, begrippen die al heel lang op een hellend vlak liggen. John Storey heeft in zijn boek ‘Inventing Popular Culture’ fijntjes betoogd dat high en low niet in het kunstwerk zelf zitten, maar in het oog van de beschouwer. Behoort die beschouwer tot de hoge standen en vindt hij of zij een bepaald product ‘mooi’, dan wordt het desbetreffende product verheven naar het niveau high. Bekendste voorbeeld is de opera: begonnen als volksvermaak en geëindigd als statussymbool.
Om een opstapje te creëren van laag naar hoog werd in de jaren negentig de camp geboren, wat niet zozeer een stroming was (die zou ‘invers snobism’ hebben moeten heten), maar een mentaliteit. Zoals Midas wat hij aanraakte veranderde in goud, zo zorgde de camp-artiest ervoor dat alles wat pulp was langs de weg van de ironie veranderde in kunst. Ironie is belangrijk, want die maakt dat McCarthy’s teddyberen-op-sokkels dubbel kunnen worden gelezen. Als knuffels èn als standbeelden. Die dubbelzinnigheid is natuurlijk niet mogelijk zonder een degelijke commerciële cultuur als fundament, zoals de pop art-beweging begin jaren zestig al aantoonde.
Eén van de deelnemers aan Kus Kus Me Zeeman in 1994 was Harma Heikens, die een beeld inbracht van een Amerikaans ogende tut met baljurk (geel), parelketting (roze) en ballon (geel). De kleuren zijn die van Barbie. Er zit kortom veel fifties in dit ongetitelde beeld. Uitgerekend Harma Heikens doet ook mee aan Reading the Drawing – Narrative in Contemporary Art and Comics in het Groningse SIGN. Grote vraag is natuurlijk of en wat er in de afgelopen twaalf jaar is veranderd?
Mijn antwoord: de campy attitude als legitimerende houding is verdwenen. De vette saus van ironie wordt niet meer geslikt. Het trapje kan weg. Met dank aan kunstenaars als Mark Newport en Raymond Pettibon, die museumbazen en galeriebonzen ervan overtuigd hebben dat populair en elitair innig gearmd door het leven kunnen gaan. Heikens’ bijdrage in 2006 gaat over het slijk der aarde: een manga-achtig meisje houdt twee drollen in haar handen en aan haar voeten ligt een portefeuille met munten en plastic geld. Midas werkt hier omgekeerd: goud wordt poep, we zijn er ingestonken.
Harma Heikens (1963) is van een generatie die de opkomst van de strip-als-kunstvorm in een geleidelijk proces heeft meegemaakt. In de jaren tachtig verscheen RAW, het tijdschrift van Art spiegelman waaraan Mariscal, Mark Beyer, Ever Meulen, Joost Swarte, Pascal Doury, Charles Burns en andere tekenaars meewerkten, die het stripidioom zo expressief en eigenzinnig gebruikten dat het luie predikaat ‘beeldcultuur’ de lading niet dekt. Voor tekenaars die daarna aan de slag zijn gegaan, is het vanzelfsprekend dat je het stripidioom benut voor ambitieuze doeleinden. Maar wat is dat: stripidioom? Ten tijde van Roy Lichtenstein was strip iets één-dimensionaals, dat naadloos samenviel met Disney en Marvel. Werk met dikke lijnen en grote ogen. Gary Panter, een Amerikaan van nu, heeft daar iets heel anders tegenover gezet dat wel ‘rat drawing’ wordt genoemd, ofwel een verpunkte versie van die zoetigheid uit het verleden. Het sublieme tijdschrift ‘Kramers Ergot’ is van Panters invloed doordrenkt en ook Reading the Drawing vertoont sporen van Gary. Bijvoorbeeld bij B.C. Epker, die in 1995 nog een zwaarbewapende Mickey Mouse tekende en tien jaar later grimmige meisjes in een Fries landschap aquarelleert. Dat is wel beeldverhaal, ‘figuration narrative’ zoals het Louvre het ooit noemde, maar geen strip. Verhalende tekenkunst, met heel andere inspiratiebronnen dan de poppy iconen van het camp-tijdperk. Twee andere deelnemers aan Reading the Drawing, de Nederlandse Ytje en de Brusselse Dominique Goblet, nemen film en fotografie als uitgangspunt en daarbij bedienen ze zich van een docudrama-stijl die feit en verzinsel moeiteloos door elkaar mengt. Met het potlood eigenen ze zich de wereld toe (à la Marcel van Eeden) in een interessante volgorde: er is eerst de objectiviteit van de cameralens, daarna wordt er op ambachtelijke wijze een eigen verhaal overheen gelegd.
Reading the Drawing kun je vertalen met ‘beeldlezen’. Maar misschien is de zin van deze tentoonstelling beter te vatten met een omkering: Drawing the Reading, het betekenen van de lezing, het verbeelden van de waarneming. Blikverruiming.